Museum over de Duitse kolonisten
We zitten nog steeds in het Merengebied, in het plaatsje Puerto Varas aan een groot meer, met zicht op diverse besneeuwde vulkanen. We besluiten ook maar eens iets aan cultuur te toen. We pakken het broodnodige voor één overnachting in twee tassen, geven de rest in bewaring in ons hostal en fietsen een korte lichte etappe naar Frutillar, waar zich het museum over de Duitse kolonisten bevindt. Na weer een mooie tocht langs de meeroever met zicht op vulkaan Osorno – we blijven maar prachtig helder weer houden – komen we in het toeristische badplaatsje Frutillar aan. Na een slotklim naar ons hostal in Frutillar Alto laten we onze geringe bagage daar achter en fietsen we naar het museum in Frutillar Bajo aan de kust van het meer. Het museum blijkt een parkachtig terrein te zijn, met daarop enkele oude (voor Chileense begrippen) of gereconstueerde gebouwen: een watermolen, het grote woonhuis, de smederij en het koetshuis.
Een beetje geschiedenis. Tussen 1848 en 1851 arriveerden er zo'n 30.000 Duitsers in het Chileense Merengebied om zich hier te vestigen – zij maakten overigens deel uit van de ongeveer 1 miljoen Duitsers die in die jaren uit Duitsland vertrokken om na het mislukken van de revolutie elders hun geluk te beproeven. De kolonisten kwamen op uitnodiging van de Chileense overheid – Chili had zich toen pas zo'n dertig jaar geleden losgemaakt van het 'moederland' Spanje – die het zuiden van het land wilde ontwikkelen. Er woonden hier kennelijk geen inheemse bewoners – althans daar zei het museum niets over. Die Duitsers kwamen hier aan in onontgonnen wildernis, en moeten de eerste decennia van hun vestiging een bijzonder hard bestaan hebben geleid. Het waren, aldus de museumteksten, vooral ambachtslieden en handelaars, vandaar die (voor ons nu) fraaie watermolen en smederij. Het woonhuis was opnieuw ingericht door de museumdirectie en wat vooral opviel was het grote aantal piano's en oude grammofoons (met zo'n grote hoorn) – vast ergens door de directie op de kop getikt want ik kan me niet voorstellen dat die kolonisten zeg anno 1920 zo rijk en muzikaal waren geworden dat ze in elke kamer twee grammofoons hadden staan. Maar goed, al met een interessant museum omringd door een prachtig park.
Overigens zijn die kolonisten bijzonder snel geïntegreerd en werd er eind negentiende eeuw al geen Duits meer gesproken. Wat resteert, zijn een reeks eenvoudige maar fraaie houten herenhuizen in min of meer Europese stijl, opvallende benamingen zoals de Feuerwehrverein en het feit dat je in Frutillar op elke straathoek Kuchen kunt eten, wat wij uiteraard gedaan hebben (zie foto).
De volgende ochtend, alvorens terug te fietsen naar Puerto Varas, zijn we nog naar een stukje inheems bos nabij Frutillar geweest, nu beheerd door de Chileense universiteit, dat de Duitse kolonisten hebben laten staan. Daar hebben we een reusachtig exemplaar van een lauriersoort gezien, volgens het bordje nacido (geboren) in 1432, dus nog ruim voor Columbus. Hoe ze zo precies kunnen vaststellen dat een boom in 1432 geboren is weet ik niet, maar indrukwekkend was hij wel.
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}